Cool kids

De afgekondigde lockdown drijft tieners tot wanhoop. Tijdens online Engels moet mijn zoon met zijn ouders naar een nummer van Echosmith luisteren. In zijn eigen huiskamer.

Waar gaat de tekst over, heeft de lerares gevraagd. Via een oortje luister ik mee.

In het eerste couplet observeert de verteller een clubje leeftijdgenoten. Het zijn zelfbewuste jongeren met de looks en het talent om dingen professioneel aan te pakken. Alles lukt, niets brengt hen van slag, hoe kan zij ooit aan hen tippen? Over haar eigen schutterende bestaan horen we weinig. ‘I wish that I could be like the cool kids,’ klinkt het refrein.

De jongen in het volgende couplet oordeelt vergelijkbaar over andere jongens. Ze rijden in snelle auto’s en lachen zich stuk. Ze hebben geen benul van het geploeter in de buurt waar hij opgroeit. Daar rijden gangsters in snelle auto’s, stel ik me voor. Drugskoeriers. Wat moet deze jongen níet laten, alles om te voorkomen dat hij het milieu in wordt gezogen. In het refrein verweekt zijn pijn tot het verlangen van het meisje: ‘I wish that I could be like the cool kids.’

‘De tekst gaat over het gevoel om bij een groepje te horen,’ zegt mijn zoon.

Ik knik. En over verwachtingen. De blik van de outsider.

Als ik aan mijn tienertijd – de jaren tachtig – denk, voel ik onmiddellijk de spanning tussen de normen van thuis en degene die ik wilde zijn. En al was dat laatste een vaag beeld, modes en meningen voedden die spanning. Ze bepaalden met wie ik wel en niet omging. Mijn clubje lachte besmuikt om kinderen die lamswollen pullovers en collegeschoenen droegen. Hun ouders golfden, de hele familie reed Volvo of BMW. Dat leven stond ver af van onze spijkerbroeken-middelmaat: Rotterdamse versus Gooische R.

Sterke beelden beklijven, ook over langere tijd. In de brugklas van mijn zoon zijn kinderen die poloshirts dragen kakkers. Polo’s zijn uncool. Op een kakker lijken even bedreigend als je ouders terugzien in de schoolkantine. Hoeveel geld er op hun bankrekening staat doet er niet toe, de uiterlijke kenmerken van het kakkerdom worden categorisch afgevlagd. Zijn witte poloshirt draagt mijn zoon alleen nog thuis.

Werkt groepsgedrag onder volwassenen heel anders?

Ik herinner me ongemak op een afdeling. Een cultuur waarin haantjesgedrag en ellebogenmentaliteit de sfeer bepalen. Roddels gelden al snel als feiten. Eigentlich bin Ich ganz anders constateer ik ‘s avonds zappend voor de tv. Maar collega’s sluiten me nadrukkelijk in; ze geven complimenten en dichten me zelfs gezag toe. Dus buffel ik door, peinzend hoe ik verstokte gewoonten en een flauwe groepsmoraal kan doorbreken.

Er komt een fusieplan voor twee afdelingen. Tijdens ‘verkennende’ gesprekken neem ik afstand van manipulatief gedrag van de beoogd manager. Een moedige collega valt me bij. Maar het kwaad is geschied, met mijn opstelling heb ik denkbeeldige verschillen vergroot. Die twee afdelingen moeten samen verder, dat is al besloten, helaas buiten ons om, wie zich verzet ondermijnt de nieuwe orde, kijk niet achter- maar vooruit, dat begrijpt iedereen, toch? Schaamteloos word ik overgeplaatst naar een andere afdeling.

Hilarisch. Apengedrag. Alsof een organisatie geen verband is van controleerbare afspraken en regels. Zulke situaties van openlijke uitsluiting gaan misschien wel verder dan de denkbeeldige verschillen waar Echosmith over zingt.

Maar ik herinner me ook voorbeelden waarin outsiders de heersende groepsdruk weten te veranderen. Ze benoemen spanning en ongemak die meerderen ervaren. Even soepel onderhandelen ze over regels en afspraken. Maar ze heten niet voor niets outsiders: opeens vertrekken ze, om te kiezen voor een spel dat beter bij hen past.

Robert Sapolsky onderzocht het gedrag van een troep jonge bavianen in Kenia. De dieren zagen zich gedwongen om de orde van de oude knarren te volgen. Pas na hun dood experimenteerde het jonge leiderschap met andere omgangsregels. Dominant gedrag en stress binnen de groep namen af, zo bleek. De bavianen gedroegen zich vriendelijker naar elkaar. Maar de ruimte voor meer autonomie en flexibiliteit ontstond niet vanzelf. Ook nieuwe normen kunnen schuren en knellen.

Veel mensen, zowel tieners als volwassenen, laken kuddegedrag. Vrijwel alle zoogdieren willen bij een sterke groep horen. De drang om ergens bij te horen wint het meestal van de ergernis over het triviale. Verlangen schept identiteit. Dus pas je je aan, oneindig vaak. De ene keer slim, de andere keer hersenloos. Achteraf klinken je zelfrechtvaardigingen verbazingwekkend.

Zoals bij Echosmith. ‘I wish that I could be like the cool kids, cause they seem to fit in.’ Wie hun videoclipje bekijkt weet dat de bandleden in dat doel zijn geslaagd.

 

Year
2020
Category